Summary – The Convention on Cluster Munitions: Towards a Balance between Humanitarian and Military Considerations?

On 30 May 2008, in Dublin, a group of 107 States adopted the Convention on Cluster Munitions (CCM) that introduces the prohibition to use, develop, produce, otherwise acquire, stockpile, retain or transfer to anyone, directly or indirectly, cluster munitions that cause “unacceptable harm” to civilians. The instrument is the outcome of negotiations, the so-called ‘Oslo Process’, conducted outside the Conference on Disarmament and the Convention on Certain Conventional Weapons (CCW), and was opened for signature in Oslo on 3 December 2008. International Organizations (including the United Nations and the European Union), the International Committee of the Red Cross (ICRC) and a coalition of non-governmental organizations (the ‘Cluster Munition Coalition’) played an active role in the Process. The CCM introduced a partial ban on cluster munitions: it prohibits the use of cluster munitions that have indiscriminate effects and allows the use of more advanced munitions that meet the standard set by art. 2.2. The new instrument improved the standard of protection provided by both humanitarian law and human rights law and, to some extent, introduced a ‘point of contact’ between these branches of international law. As to humanitarian law, it consolidates the customary principles and rules prohibiting the use of means and methods of warfare that have indiscriminate effects and seems to introduce new elements for their interpretation and implementation in the light of the principle of humanity. As to human rights law, the new instrument is even more pervasive. It introduced victim assistance obligations and requires States to adopt appropriate policies, legal and administrative measures with a view to incorporating them within the national disability, development and human rights frameworks and mechanisms. Some aspects of the Convention could be improved, like the provisions on stockpile destruction and on the relations with States not party, which are sensitive issues for the Members of Strategic Alliances. At the same time, the CCM finally introduced ad hoc provisions limiting the use of cluster munitions and their humanitarian and socio-economic impact, and this can be regarded as a significant contribution to international law.

Résumé – La Convention sur les armes à sous-munitions: vers un équilibre entre les considérations humanitaires et militaires?

Le 30 mai 2008, un groupe de 107 pays réunis à Dublin ont adopté la Convention sur les armes à sous-munitions (Convention on Cluster Munitions, CCM). La convention interdit aux états signataires d’employer, de mettre au point, produire, ou d’acquérir de quelque autre manière, de stocker, conserver ou transférer à quiconque, des armes à sous-munitions qui provoquent des souffrances humanitaires inacceptables. Cet instrument est le résultat de négociations appelées le “Processus d’Oslo”, conduites en dehors du cadre de la Conférence sur le Désarmement et le Traité sur certaines Armes Conventionnelles (CCW). La convention a été officiellement ouverte à la signature le 3 décembre 2008 à Oslo. Des organisations internationales telles que notamment les Nations Unies, le Comité international de la Croix-Rouge (CICR) et une coalition d’organisations non-gouvernementales (“La Coalition contre les sous-munitions”) ont joué un rôle essentiel dans ce processus. La CCM établit une distinction entre les armes à sous-munitions: elle interdit l’utilisation d’armes à sous-munitions qui produisent des effets indiscriminés mais autorise l’emploi de munitions plus avancées qui répondent aux conditions mentionnées dans son l’article 2 alinéa 2. Ce nouvel instrument améliore la protection du droit humanitaire et des droits de l’homme et crée dans une certaine mesure un “point de contact” entre ces deux branches du droit international. Dans le domaine du droit humanitaire, la convention renforce les règles et principes coutumiers qui interdisent l’usage de moyens et de méthodes de guerre produisant des effets indiscriminés, et semble introduire de nouveaux éléments utiles pour son interprétation et mise en oeuvre à la lumière du principe d’humanité. La convention va plus loin encore dans le domaine des droits de l’homme. Elle crée des obligations en matière d’aide aux victimes et impose aux états d’élaborer une politique, une législation et les mesures administratives adéquates, en vue de l’intégrer dans des cadres et mécanismes nationaux en matière d’handicapés, de développement et des droits de l’homme. Certains aspects de la Convention sont perfectibles, notamment les dispositions ayant trait à la destruction des stocks et aux états qui ne sont pas parties à la Convention. Il s’agit là de sujets sensibles pour les membres des alliances stratégiques. En même temps, la CCM introduit finalement certaines dispositions pertinentes qui permettent de limiter l’emploi de bombes à sous-munitions et leurs conséquences humanitaires et socio-économiques, ce qui lui vaut d’être considérée comme une contribution déterminante au droit international.

Samenvatting – Het Verdrag inzake Clustermunitie: naar een evenwicht tussen humanitaire en militaire overwegingen?

Op 30 mei 2008 nam een groep van 107 landen te Dublin het Verdrag inzake Clustermunitie (Convention on Cluster Munitions, CCM) aan. Het Verdrag verbiedt landen die zich erbij aansluiten om clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaakt in te zetten, te ontwikkelen, te produceren of anderszins te verwerven, op te slaan of over te dragen. Dit instrument vormt het resultaat van onderhandelingen, het zogenaamde “Oslo proces”, die gevoerd werden buiten het kader van de Conference on Disarmament en de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW). Het Verdrag werd te Oslo voor ondertekening opengesteld vanaf 3 december 2008. Internationale organisaties (waaronder de Verenigde Naties en de Europese Unie), het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en een coalitie van non-gouvernementele organisaties (de “Cluster Munition Coalition” ) speelden een belangrijke rol in het proces. De CCM bevat een gedeeltelijk verbod op clustermunitie: het verbiedt het gebruik van clustermunitie die nietonderscheidende effecten heeft en staat het gebruik toe van meer geavanceerde munitie die aan de vereisten van art. 2 lid 2 voldoet. Het nieuwe instrument biedt een grotere bescherming zowel onder humanitair oorlogsrecht als de mensenrechten en creëert tot op zekere hoogte een “koppelvlak” tussen deze twee rechtsgebieden. Op het gebied van het humanitair oorlogsrecht versterkt het de gewoonterechtelijke beginselen en regels die het gebruik van middelen en methoden van oorlogvoering verbieden die niet-onderscheidende effecten hebben, en lijkt nieuwe elementen te introduceren voor de interpretatie en implementatie daarvan tegen de achtergrond van het beginsel van humaniteit. Op het gebied van de mensenrechten gaat het instrument nog verder. Het schept verplichtingen betreffende hulp aan slachtoffers en verplicht staten om toepasselijk beleid, wetgeving en administratieve maatregelen te maken met het oog op het integreren hiervan in nationale gehandicapten-, ontwikkelings- en mensenrechtenkaders en - mechanismen. Sommige aspecten van het Verdrag zijn voor verbetering vatbaar, zoals de bepalingen betreffende het vernietigen van voorraden en betrekkingen met staten die geen partij zijn. Dit zijn gevoelige onderwerpen voor leden van strategische allianties. Tegelijkertijd moet het als een belangrijke bijdrage aan het internationaal recht worden gezien dat de CCM eindelijk ad hoc bepalingen heeft geschapen die het gebruik van clustermunitie en hun humanitaire en sociaal-economische gevolgen beperken.

Zusammenfassung – Konvention über Streumunition: zu einem Gleichgewicht zwischen humanitären und militärischen Überlegungen?

Am 30. Mai 2008 nahm eine Gruppe von 107 Ländern in Dublin die Konvention über Streumunition (Convention on Cluster Munitions, CCM) an. Die Konvention verbietet den Vertragsstaaten Streumunition, die inakzeptables humanitäres Leiden verursacht, einzusetzen, zu entwickeln, herzustellen, oder anderweitig zu erwerben, zu lagern oder weiterzugeben. Dieses Instrument ist das Ergebnis der Verhandlungen, des sogenannten Oslo-Prozesses, die außerhalb des Rahmens der Conference on Disarmament und der Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) geführt wurden. Die Konvention wurde ab dem 3. Dezember 2008 in Oslo zur Unterzeichnung ausgelegt. Internationale Organisationen (worunter die Vereinten Nationen und die Europäische Union), das Internationale Komitee vom Roten Kreuz (IKRK) und eine Koalition von Nichtregierungsorganisationen (die “Cluster Munition Coalition“) haben im Prozess eine wichtige Rolle gespielt. Die CCM enthält ein partielles Verbot der Streumunition: sie verbietet die Anwendung von Streumunition, die unterschiedslos wirkt, und gestattet die Anwendung von mehr fortschrittlichen Munition, die allen Anforderungen des Art. 2, Absatz 2 entspricht. Das neue Instrument bietet einen größeren Schutz, sowohl im Rahmen des humanitären Kriegsrechts als im Rahmen der Menschenrechten und bildet in gewissem Maße eine “Kopplung“ zwischen diesen zwei Rechtsgebieten. Im bereich des humanitären Kriegsrechts verstärkt es die gewohnheitsrechtlichen Prinzipien und Regeln, die die Anwendung von Kriegsmitteln und -Methoden verbieten, wenn sie unterschiedslos wirken, und scheint neue Elemente für die Interpretation und die Implementierung davon vor dem Hintergrund des Humanitätsprinzips einzuführen. Im bereich der Menschenrechte geht das Instrument noch weiter. Es führt zu Verpflichtungen hinsichtlich der Hilfe für die Opfer und verpflichtet die Staaten eine passende Politik, Gesetzgebung und Verwaltungsmaßnahmen zu schaffen im Hinblick auf der Integrierung in nationalen Behinderten-, Entwicklungs- und Menschenrechtenkreise und -Mechanismen. Manche Aspekte der Konvention sind verbesserungsfähig, wie die Bestimmungen hinsichtlich der Vernichtung von Lagern und Beziehungen mit Nicht-Vertragsstaaten. Dies stellen heikle Themen für die Mitglieder der strategischen Bündnisse dar. Zugleich muss man es als einen wichtigen Beitrag zum internationalen Recht betrachten, dass die CCM schließlich ad hoc Bestimmungen geschafft hat, die die Anwendung von Streumunition und ihre humanitären und sozialökonomischen Folgen einschränken.

Riassunto – La Convenzione sulle munizioni a grappolo: verso un equilibrio tra considerazioni umanitarie e militari?

Il 30 maggio 2008 un gruppo di 107 Stati riuniti a Dublino ha adottato la Convenzione sulle munizioni a grappolo (CCM) che introduce il divieto di uso, sviluppo, produzione, ogni modalità di acquisto, stoccaggio, possesso e trasferimento a chiunque, diretto o indiretto, delle munizioni a grappolo che causano “danni inaccettabili” ai civili. Il nuovo strumento è il risultato di un negoziato internazionale, il cosiddetto ‘Processo di Oslo’, condotto al di fuori della Conferenza sul Disarmo e della Convenzione su determinate armi convenzionali (CCW), aperto alla firma il 3 dicembre 2008 ad Oslo. Le Organizzazioni internazionali (tra le quali le Nazioni Unite e l’Unione Europea), il Comitato internazionale della Croce Rossa e una coalizione di organizzazioni non governative (la ‘Cluster Munition Coalition’) hanno giocato un ruolo attivo nel Processo. La CCM introduce un divieto parziale della munizioni a grappolo: essa proibisce l’uso di munizioni a grappolo dagli effetti indiscriminati e consente l’uso delle munizioni più avanzate conformi allo standard fissato dall’art. 2.2. Il nuovo strumento migliora lo standard di protezione fornito sia dal diritto umanitario sia dai diritti umani e per certi aspetti pone un ‘punto di contatto’ tra queste due branche del diritto internazionale. Quanto al diritto umanitario, esso consolida i principi e le regole consuetudinarie che proibiscono i mezzi e i metodi di guerra che causano effetti indiscriminati e sembra inoltre introdurre nuovi elementi per la loro interpretazione e attuazione alla luce del principio di umanità. Quanto ai diritti umani, il nuovo strumento è ancora più incisivo. Esso introduce specifici obblighi di assistenza delle vittime in capo agli Stati i quali dovranno adottare appropriate politiche e misure legislative e amministrative e integrarle nelle strutture e nei meccanismi nazionali in materia di disabili, sviluppo e diritti umani. Alcuni aspetti della Convenzione possono essere migliorati, come le norme sulla distruzione degli stock e sulla relazione con gli Stati non parte, questioni molto delicate per i membri di alleanze strategiche. Al tempo stesso, la CCM introduce finalmente una disciplina ad hoc per limitare l’uso delle munizioni a grappolo e il loro impatto umanitario e socio-economico, e ciò può essere accolto come un significativo contributo per il diritto internazionale.

Resumen – La Convención sobre Municiones en Racimo: hacia un equilibrio entre las consideraciones humanitarias y militares?

El 30 de mayo de 2008, un grupo de 107 países reunidos en Dublín adoptaron la Convención sobre Municiones en Racimo (Convention on Cluster Munitions, CCM). Los Estados Partes a esta Convención se comprometen a nunca emplear, desarrollar, producir, adquirir de un modo u otro, almacenar, conservar o transferir a nadie, municiones en racimo que provocan situaciones de sufrimiento humano intolerable. La convención concluye las negociaciones llamadas el “Proceso de Oslo”, mantenidas fuera del marco de la Conferencia sobre el Desarme y la Convención internacional sobre algunas armas de fuego convencionales (CCW). La CCM ha sido abierta a las firmas el 3 de diciembre de 2008 en Oslo. Organizaciones internacionales como las Naciones Unidas, la Unión Europea, el Comité internacional de la Cruz Roja (CICR) y una coalición de organizaciones no gubernamentales (“Coalición contra las Municiones en Racimo”) han desempeñado un papel esencial en este proceso. La CCM establece una distinción entre las municiones en racimo: prohíbe el uso de armas de submuniciones de efectos indiscriminados y autoriza el empleo de municiones más avanzadas que responden a los requisitos definidos en su artículo 2.2. Este nuevo instrumento establece un nueve estándar en la protección humanitaria y en los derechos humanos y en una cierta medida constituye un “punto de contacto” entre ambas ramas del derecho internacional. En lo que se refiere al derecho humanitario, la Convención refuerza las reglas y los principios consuetudinarios que prohíben el empleo de medios o métodos de guerra que produzcan efectos indiscriminados, y parece introducir nuevos elementos útiles para su interpretación y implementación, teniendo en cuenta el principio de la humanidad. La Convención va mucho más allá en el campo de los derechos humanos. Introduce obligaciones específicas de asistencia a víctimas, e impone a los Estados Partes que adopten una política, las medidas legales y administrativas necesarias, a fin de integrarla en las estructuras y los mecanismos nacionales existentes relativos a los minusválidos, al desarrollo y a los derechos humanos. Aún quedan algunos aspectos del Convenio por clarificar, más particularmente las disposiciones relativas a la destrucción de arsenales y a las relaciones con Estados no Parte de la convención, unas cuestiones muy delicadas para los miembros de las alianzas estratégicas. Por último, la CCM instaura una disciplina adecuada para restringir el uso de municiones de racimo y sus consecuencias humanitarias y socio-económicas, por lo que se puede considerar como una contribución significativa al derecho internacional.